Drie van de KNAW-instituten doen onderzoek waarbij dieren worden ingezet. De KNAW heeft daarnaast diverse adviezen en publicaties over dierproeven uitgebracht.
/themas/dierproeven
De KNAW is ondertekenaar van de Transparantieovereenkomst Dierproeven en ondersteunt de vier toezeggingen in deze overeenkomst. Op deze plek geeft de KNAW openheid van zaken over de dierproeven binnen haar organisatie. Voor meer informatie en de meest recente cijfers verwijzen wij naar de pagina’s van onze instituten en onze proefdierkundige verslagen. Ook kunt u contact opnemen via de afdeling communicatie.
Hubrecht Instituut voor Ontwikkelingsbiologie en Stamcelonderzoek
De wetenschappers van het Hubrecht Instituut onderzoeken hoe embryo's zich ontwikkelen van bevruchte eicel tot organisme. Ook onderzoeken ze wat er gebeurt na beschadiging van organen zoals het hart en de alvleesklier. De onderzoekers vergaren fundamentele kennis over erfelijke afwijkingen en ziekten als kanker, diabetes en hartfalen. Het onderzoek levert onder andere aanknopingspunten op voor het ontwikkelen van nieuwe behandelmethoden. De onderzoekers gebruiken stamcellen, muizen, ratten, stekelmuizen, gerbils, zebravissen, kikkers, insecten, rondwormen en organoïden.
Nederlands Herseninstituut
Het Nederlands Herseninstituut bestudeert hoe gezonde hersenen werken en waar en hoe het in de hersenen fout kan gaan. De wetenschappers doen fundamenteel onderzoek en vergaren kennis waarmee betere therapieën kunnen worden ontwikkeld voor alzheimer, parkinson, multiple sclerose, blindheid, depressie, angststoornissen, dwarslaesies en beroertes. Ze maken, indien mogelijk, gebruik van menselijk donormateriaal of gekweekte cellen. De onderzoekers gebruiken daarnaast muizen, ratten, zebravissen en rhesusapen.
Nederlands Instituut voor Ecologie
Het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) onderzoekt de interactie tussen dieren, planten en hun omgeving. De onderzoekers van het instituut bestuderen onder andere het aanpassingsvermogen van planten en dieren en kijken naar variatie binnen populaties. Het onderzoek betreft verschillende soorten vogels, zoals koolmezen, pimpelmezen en huismussen. Daarnaast is binnen het instituut ook het vogeltrekstation gehuisvest. Vanuit hier worden 580 vogelringers aangestuurd. De veelal vrijwillige ringers vangen en ringen vogels voor wetenschappelijk onderzoek.
Het gebruik van proefdieren is een complex onderwerp, waarvoor strikte regels gelden die zijn vastgelegd in de Wet op de dierproeven. Voorafgaand aan het gebruik van proefdieren worden de belangen van het wetenschappelijke onderzoek en het ongerief van de dieren zorgvuldig afgewogen. Deze afweging is niet eenvoudig of eenduidig. Zeker wanneer het onderzoek fundamenteel van aard is, waarbij de uitkomsten onzeker zijn, moeilijk te meten zijn of in de toekomst liggen, terwijl het ongerief voor het dier duidelijk is en zich direct voordoet. De kosten en baten zijn daarmee niet altijd makkelijk af te wegen en leiden tot discussie.
De KNAW vindt deze discussie belangrijk en wil actief bijdragen aan het gesprek over de nut en noodzaak van dierproeven. De KNAW streeft naar een open en proactieve communicatie door uit te leggen hoe haar wetenschappers hun doelen kiezen en waarom ze methoden gebruiken waarbij proefdieren worden ingezet. Ook communiceert de KNAW over de uitkomsten van haar onderzoek aan een breder publiek. Deze openheid mag echter nooit ten koste gaan van de veiligheid van de onderzoekers en de vertrouwelijke aard van onderzoeksgegevens. Dit betekent dat hiertussen voortdurend de balans wordt gezocht.
De KNAW heeft als standpunt dat dierexperimenteel onderzoek op dit moment nog onmisbaar is om inzicht te krijgen in sommige ingewikkelde lichaamsfuncties in levende organismen, of bij onderzoek dat gericht is op het begrijpen van dieren in hun natuurlijke omgeving. De KNAW onderschrijft het uitgangspunt van de Wet op de dierproeven. Dat luidt ‘Nee, tenzij’: dierproeven mogen alleen uitgevoerd worden als er geen andere manier is om de voorliggende vraag te beantwoorden en het belang van de verwachte resultaten van het onderzoek opweegt tegen het ongerief voor de dieren. Daarnaast moet het onderzoek uiteraard aan de strenge voorwaarden uit de Wet op de dierproeven voldoen. Wanneer dierexperimenteel onderzoek noodzakelijk is, er geen proefdiervrije alternatieven zijn en van voldoende belang, moet het met zeer veel zorg worden uitgevoerd.
De KNAW streeft ernaar om waar mogelijk dierproeven te vervangen door alternatieven. Wanneer dit niet mogelijk is, streeft de KNAW ernaar het aantal gebruikte dieren te verminderen en procedures te verfijnen, zodat de mate van ongerief voor de dieren tot een minimum wordt beperkt. Dit wordt ook wel aangeduid als de drie V's: vervanging, vermindering en verfijning. De KNAW steunt het drie-V‐beleid binnen haar eigen onderzoeksorganisatie verder door een fonds, waaruit onderzoekers van de KNAW budget kunnen aanvragen voor projecten die bijdragen aan vervanging, vermindering en/of verfijning van dierproeven. Iedereen die met proefdieren werkt, heeft verantwoordelijkheid voor het dierenwelzijn van de proefdieren. Het beleid van de KNAW is dat dieren respectvol, deskundig en met de juiste attitude moeten worden behandeld, zowel door onderzoekers als door alle andere betrokkenen, zoals (bio)technici, verzorgers en dierenartsen. Het welzijn van de dieren hangt niet alleen af van goede procedures en vakkundige medewerkers, maar ook van een respectvolle omgang met de dieren.
In Nederland bestaat een zorgvuldig systeem van ethische toetsing en handhaving op dierproeven door vier wettelijk verankerde instanties. Dit zijn de Instanties voor Dierenwelzijn (IvD), de Dierexperimentencommissies (DEC), de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Gezamenlijk zorgen zij ervoor dat in Nederland met veel zorg, kunde en voldoende oog voor de waarde van het dier omgegaan wordt met proefdieren.
Het gebruik van dieren in wetenschappelijke experimenten is in Nederland alleen onder strikte voorwaarden toegestaan en mag pas worden uitgevoerd als de onderzoekers over een projectvergunning van de CCD beschikken. Voordat de CCD tot een besluit komt, ontvangt ze een zwaarwegend advies van een DEC. De KNAW heeft een DEC ingericht met onafhankelijke experts die de projectaanvragen van KNAW-onderzoekers toetst op ethische gronden en hierover de CCD adviseert. Het DEC-advies aan de CCD om al dan niet een vergunning te verlenen bestaat uit een zorgvuldige inventarisatie van het belang en haalbaarheid van de gestelde doelen van de proeven enerzijds, en het ongerief dat de betrokken dieren wordt aangedaan anderzijds. Ook toetst de DEC of de voorgestelde proeven voldoen aan alle wettelijke kaders. De DEC beoordeelt of het doel van het project niet kan worden behaald zonder dieren, eventueel met andere dieren, en of niet meer dieren worden ingezet dan strikt noodzakelijk. Tot slot bekijkt de DEC of de proefopzet niet meer lijden veroorzaakt dan onvermijdelijk.
Elke instantie of vergunninghouder waar dierproeven worden gedaan is daarnaast verplicht een Instantie voor Dierenwelzijn (IvD) in te stellen. Deze interne commissie adviseert het personeel en ziet toe op het welzijn van dieren, begeleidt de aanvraag tot projectvergunning en de uitvoering van het project na vergunningverlening. De IvD bestaat uit wetenschappers, dierenwelzijnsspecialisten en dierenartsen. De KNAW heeft drie Instanties voor Dierenwelzijn ingericht; één voor elk KNAW-instituut waar dierproeven worden uitgevoerd. Deze beoordelen de gedetailleerd beschreven voorgenomen dierproeven en zien toe op zo goed en relevant mogelijk dierexperimenteel onderzoek met een zo hoog mogelijk niveau van dierenwelzijn. Ook wordt vastgesteld of de doelstelling en voorgenomen procedures met de dieren passen binnen de projectvergunning. Voor vragen over de taak en werkzaamheden van de IvD’s of de DEC kunt u contact opnemen via knaw-fao@knaw.nl.
Er zijn altijd dierenwelzijnmedewerkers beschikbaar om het ongerief van dieren tot een minimum te beperken en om onderzoekers te trainen in nieuwe technieken en werkwijzen. Zowel voor het dierenwelzijn als voor de wetenschap is het belangrijk dat ruimschoots aan de eisen ten aanzien van de verzorging en het gebruik van proefdieren wordt voldaan, waarbij goede veterinaire praktijken en veterinair advies leidend zijn.
Het personeel dat bij dierproeven is betrokken moet bevoegd en bekwaam zijn. Dit betekent dat deze personen de juiste, in Nederland erkende diploma's en certificaten moeten hebben. Hiervoor zijn uitgebreide opleidingseisen, afhankelijk van de rol die personen vervullen in een onderzoeksproject. Bekwaamheid betreft het hebben van de juiste, aantoonbare ervaring en competenties. Deze worden up-to-date gehouden middels interne trainingen en een leven lang leren. De NVWA controleert door middel van inspecties bij de instellingen of bevoegdheden en vergunningen in orde zijn en of er gewerkt wordt volgens de Wet op de dierproeven.
De KNAW heeft het standpunt dat elke instelling die dierproeven uitvoert, ook de verantwoordelijkheid heeft om te bouwen aan een cultuur waarin de hele organisatie actief werkt aan constante verbetering van dierenwelzijn, wetenschappelijke kwaliteit, zorg voor het personeel en transparantie voor de stakeholder, ondersteund door een cultuur van open communicatie over dillema’s, problemen en successen. Dit wordt internationaal aangeduid als een culture of care.
Om deze cultuur binnen de onderzoeksorganisatie van de KNAW te verbeteren en uit te dragen, is in 2021 een KNAW-breed platform rond culture of care ingesteld. Het Platform Culture of Care-KNAW zorgt voor
- informatie-uitwisseling tussen verschillende onderdelen van de organisatie
- het delen van knelpunten en het maken van afspraken over oplossingen
- het uitzetten van verantwoordelijkheden en acties
- het monitoren en rapporteren van verbetering in deze acties
- continu streven naar verbetering van het welzijn van de proefdieren en de drie V’s.
Adviezen en publicaties
De KNAW heeft meerdere adviezen en standpunten uitgebracht over proefdieronderzoek. Daarnaast is de KNAW , samen met de Vereniging van Universiteiten (VSNU) en de Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) auteur van de Code Openheid Dierproeven uit 2008.