/nieuws/column-knaw-president-marileen-dogterom-voor-de-adviezen-van-straks
In september publiceerde de KNAW het advies 'Met de kennis van straks. De wetenschap goed voorbereid op pandemieën'. Daarin kijken we terug op de rol die de wetenschap de afgelopen tweeënhalf jaar speelde in de pandemie: de bestrijding ervan en alle maatregelen die werden genomen. De aanbevelingen zijn bedoeld om de positie en de stem van de wetenschap in geval van een volgende pandemie - of breder: een volgende crisis - te verstevigen.
Een deel van de aanbevelingen gaat over de relatie tussen regering en wetenschappelijk beleidsadviseurs. Hoe zorgen we dat in tijden van crisis een breed afwegingskader beschikbaar is, waar verschillende soorten kennis samenkomen en waar ook (meer) ruimte is voor directe inbreng van onderzoekers uit de academische wereld of de werkvloer elders?
Hierover nadenken dient volgens de commissie onder leiding van Pearl Dykstra te gebeuren in “rustige” tijden, voordat de volgende crisis zich aandient. Is het bijvoorbeeld afdoende om nieuwe adviesraden toe te voegen als er leemtes in het kennispalet worden geconstateerd? Of moeten we nog eens op een meer integrale manier naar onze nationale adviesstructuur kijken?
Als nieuwe president van de KNAW heb ik daar niet direct een antwoord op. Wel wil ik me graag inzetten voor een brede discussie over dit onderwerp. We hebben het in Nederland goed geregeld met een rijk palet aan adviesraden en planbureaus. Tegelijkertijd moeten we constateren dat belangrijke kennis vanaf de werkvloer niet altijd efficiënt zijn weg vindt naar beleid als haast geboden is. Ik heb zelf gezien hoe verschillende wetenschappers meer wilden en konden bijdragen dan uiteindelijk gelukt is. Datzelfde horen we veelvuldig van collega’s uit het buitenland.
Interessant dus om te kijken hoe ook andere landen binnen en buiten Europa opnieuw naar hun adviesstructuur kijken. Wat kunnen we eventueel van hen of gezamenlijk leren? In Finland loopt al een aantal jaren een onderzoeksproject over dit onderwerp, opgezet door de vier Finse academies. En naar verwachting brengt de Europese commissie eind oktober een document uit waarin een beeld wordt geschetst van het wetenschapsadvies-ecosysteem in de verschillende EU-lidstaten. Misschien een mooi moment voor de aftrap voor een dergelijke discussie, ook in Nederland.
Parallel aan het nadenken over wetenschappelijk advies is het in tijden van crisis onverminderd van belang dat we verbeteringen blijven nastreven in onze communicatie over zowel het wetenschappelijk proces als de kennis en onzekerheden die dat oplevert. Ik ben dan ook blij met de duidelijke aandacht die minister Dijkgraaf voor dit onderwerp heeft, bijvoorbeeld door een nationaal centrum voor wetenschapscommunicatie op te richten.
Als wetenschappelijk beleidsadviseurs dienen we bovendien ten alle tijden transparant te zijn over onze rol en relaties. Het is belangrijk te onderkennen dat dit soms dilemma’s oplevert, omdat wetenschappers voortdurend een balans moeten zoeken tussen onafhankelijkheid en (maatschappelijke) verantwoordelijkheid. De Nederlander heeft veel vertrouwen in de wetenschap, blijkt keer op keer uit de onderzoeken van het Rathenau Instituut. Met dat vertrouwen moeten we zorgvuldig omgaan. Alleen dan kunnen de adviezen van straks op vruchtbare bodem landen.
Marileen Dogterom
President Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW)
Deze column verscheen eerst in de Gezamenlijke Nieuwsbrief Adviesraden.