/publicaties/met-de-kennis-van-straks-de-wetenschap-goed-voorbereid-op-pandemieen
Wat heeft de Nederlandse wetenschap nodig om bij een volgende pandemie kennis te leveren die bijdraagt aan het bestrijden van de infectie-uitbraak en het voorkomen van maatschappelijke schade? Een KNAW-adviescommissie bracht in kaart welke lessen de wetenschap uit de afgelopen periode kan trekken.
Om goed voorbereid te zijn op toekomstige grootschalige infectieziektenuitbraken moeten Nederlandse wetenschappers beter samenwerken, binnen en buiten hun eigen vakgebied. Ook moeten ze onderzoeksgegevens vaker met elkaar delen. De KNAW stelt in het advies 'Met de kennis van straks. De wetenschap goed voorbereid op pandemieën' dat beleidsmakers en kennisinstellingen een belangrijke taak hebben om dit mogelijk te maken.
Door in de huidige, rustiger tijden de juiste voorwaarden te scheppen, kunnen wetenschappers straks direct aan de slag te als de situatie daarom vraagt.
Tijdens de Covid-19-pandemie werd duidelijk hoe hard wetenschap nodig is, bij-voorbeeld bij het ontwikkelen van behandelingen en vaccins en om beleidsmakers te voorzien van advies bij complexe beslissingen. De enorme omvang en razendsnelle ontwikkeling van de crisis vroegen om een brede inzet van wetenschappelijke kennis uit veel verschillende vakgebieden. De KNAW stelde daarom een commissie in om in kaart te brengen wat de Nederlandse wetenschap nodig heeft om in de toekomst goed voorbereid te zijn op (en daarmee paraat te staan bij) grootschalige infectie-ziektenuitbraken.
Dit advies is daarmee geen evaluatie van de Covid-19-crisis, maar een analyse van de pandemische paraatheid van de Nederlandse wetenschappelijke wereld, oftewel de pandemische onderzoeksparaatheid van Nederland, op basis van de opgedane erva-ringen sinds het begin van de pandemie in 2020. Het beantwoordt de vraag:
Wat heeft de Nederlandse wetenschap nodig om bij een pandemie adequate en robuuste kennis te leveren die bijdraagt aan het bestrijden van de uitbraak, het beschermen van de volksgezondheid en het voorkomen van maatschappelijke schade?
Om deze vraag te beantwoorden heeft de commissie literatuuronderzoek gedaan en gesprekken gevoerd met onderzoekers die tijdens de crisis in Nederland betrokken waren bij de bestrijding van de pandemie en/of de advisering van beleidsmakers. Het rapport behandelt drie onderwerpen: (1) de paraatheid van onderzoekers in Nederland, (2) de paraatheid van de Nederlandse data-infrastructuur en (3) het delen van kennis tussen wetenschappers en beleidsmakers.
Ten eerste, wat betreft de paraatheid van onderzoekers konden wetenschappers, adviseurs en beleidsmakers aan het begin van de crisis in 2020 gebruik maken van de kennis over infectieziektebestrijding die experts gedurende vele jaren hadden opgedaan. Naarmate de omvang van de uitbraak groeide en de gevolgen duidelijker werden, verbreedden de vragen zich en werd het moeilijker robuuste antwoorden te vinden. Onderzoekers moesten hun weg vinden in een dagelijks groeiende hoeveelheid publicaties en voor de bestrijding van een pandemie bleek een breed scala aan kennis nodig te zijn. Het wegen en samenbrengen van deze kennis en het opzetten van nieuw onderzoek vereist daarom inzichten over en ervaring met inter-, multi- en transdisciplinaire wetenschappelijke samenwerking.
Op het gebied van data-infrastructuur, ten tweede, waren gegevens over besmettingen, vaccinaties, ziekenhuisopnames en steun voor maatregelen een onmisbare bron in de pandemiebestrijding, maar door problemen rond toegankelijkheid, ontsluiting, interoperabiliteit en koppeling waren die data slechts beperkt bruikbaar voor onderzoek. Zowel medische als sociaalwetenschappelijke data werden niet altijd op de meest effectieve manier verzameld en gebundeld. Bovendien stond terughoudendheid om brondata te delen een wetenschappelijke toets in de weg. Datadeling werd verder beperkt door de decentraal ingerichte publieke gezondheidszorg. Daarnaast vormt het gebrek aan koppeling tussen databestanden van verschillende partijen een obstakel, terwijl dergelijke koppelingen in bijvoorbeeld Denemarken, het Verenigde Koninkrijk en Ierland wel mogelijk zijn.
Ten derde biedt de huidige adviesstructuur niet aan alle soorten kennis genoeg ruimte. Zeker in het begin van de crisis domineerden het biomedisch perspectief en de tweede- en derdelijnszorg. Meer systematisch gebruik van kennis uit de zorgpraktijk, met name uit de publieke gezondheidszorg en eerstelijnszorg, geeft een genuanceerder beeld van problemen in de zorg en verloop van de pandemie. Verder kunnen sociaalwetenschappelijke kennis over menselijk gedrag en kennis over maatschappelijke ongelijkheden bijdragen aan het ontwikkelen en evalueren van beleid. Dat geldt ook voor juridische en ethische bijdragen over de wenselijkheid en haalbaarheid van maatregelen. Daarnaast leveren de technische en de natuurwetenschappen waardevolle kennis over innovaties die kunnen helpen bij de bestrijding van een pandemie. Tot slot is structureel gebruik van kennis uit de communicatiewetenschap voor zowel wetenschappers als beleidsmakers belangrijk om informatie toegankelijk te maken en boodschappen goed over te brengen. Betere integratie van deze kennisgebieden in de advisering vereist interdisciplinaire samenwerking.
Op basis van deze analyse van de wetenschappelijke paraatheid, het functioneren van de data-infrastructuur en de integratie van interdisciplinaire kennis in beleidsadvisering tijdens de Covid-19-crisis doet de commissie aanbevelingen ter verbetering van de pandemische onderzoeksparaatheid in Nederland. Daartoe moeten enkele algemene beginselen voor het goed functioneren van de wetenschap ter harte worden genomen: voorbereidingen moeten nu worden gestart en niet pas als de volgende crisis toeslaat; alle relevante kennisgebieden moeten vanaf het begin bij de crisisbestrijding betrokken worden; data dienen te worden gedeeld op basis van de principes van Open Science; onderzoekers moeten altijd inzicht geven in bewijsvoering, onzekerheden en verschillen van inzicht; en internationale samenwerking en coördinatie zijn onontbeerlijk. Deze beginselen indachtig doet de commissie de volgende aanbevelingen:
Partijen verenigd in de Kenniscoalitie en onderzoekers:
Verbeter de mogelijkheden om pandemisch onderzoek op te zetten en uit te voeren.
- Richt een digitaal netwerk voor kennissynthese op om kennis uit verschillende vakgebieden bij elkaar te brengen en op kwaliteit te beoordelen.
- Stimuleer wetenschappelijk onderzoek gericht op pandemische paraatheid met aandacht voor multi-, inter- en transdisciplinariteit.
- Identificeer belemmeringen voor samenwerking zodat deze tijdens een crisis snel kunnen worden weggenomen.
Ministeries van OCW en VWS:
Versterk de landelijke data-infrastructuur samen met de belangrijkste wetenschappelijke instellingen en onderzoekers.
- Zorg voor een structuur voor hoogwaardige lopende dataverzamelingen die in noodgevallen snel kunnen worden opgeschaald en resultaten kunnen leveren.
- Leg vast wat de regels en protocollen zijn voor snelle toegang tot en gebruik van data over surveillance van het virus, verspreiding van het virus en behandeling van de ziekte.
- Ontwikkel een informatiesysteem waarin gezondheidsdata gekoppeld kunnen worden, niet uitsluitend onderling, maar ook met administratieve registers.
Regering en wetenschappelijk beleidsadviseurs:
Verbeter de brede kennisdeling tussen wetenschap en beleid.
- Realiseer een adviesstructuur waarin interdisciplinaire kennisinbreng, gebaseerd op een constructieve en doorlopende afweging van verschillende soorten kennis, centraal staat.
- Maak ruimte voor kennis uit de medische praktijk, uit de sociale en geesteswetenschappen, uit de natuur- en technische wetenschappen en uit de rechtsgeleerdheid en ethiek.
- Maak structureel gebruik van de communicatiewetenschap bij het aankondigen van maatregelen en het ontwikkelen van een strategie voor het naleven ervan.
Wat moet er in Nederland gebeuren om in de toekomst goed voorbereid te zijn op infectieziektenuitbraken? En hoe kunnen nadelige maatschappelijke effecten van toekomstige uitbraken worden beperkt? Over die vragen boog de adviescommissie Pandemic Preparedness Plan zich.
Tijdens de coronapandemie werd duidelijk hoe hard beleidmakers wetenschappelijke kennis uit uiteenlopende disciplines nodig hebben. Maar de beschikbare kennis en draaiboeken bleken vaak ontoereikend, of niet goed vindbaar. Onder wetenschappers rees daardoor de vraag: welke lessen kunnen we trekken?
Met een pandemic preparedness plan wil de KNAW een overzicht bieden van wetenschappelijke inzichten die de basis kunnen vormen voor beleidskeuzes in Nederland: science for policy.
De commissie had als taak een inventarisatie te maken van de inzichten vanuit de wetenschap voor een Pandemic Preparedness Plan voor de Nederlandse context. Een Pandemic Preparedness Plan geeft antwoord op de vraag wat er in Nederland zou moeten gebeuren om in de toekomst goed voorbereid te zijn op infectieziektenuitbraken en om de nadelige maatschappelijke effecten daarvan te beperken. Het plan sluit waar mogelijk aan op Europese en internationale plannen, zoals het in november 2020 uitgekomen Europese pandemic preparedness plan.
Voorzitter
- Pearl Dykstra, belangenverklaring
Leden
- Philomena Bluyssen, belangenverklaring
- Chantal Bleeker-Rovers, belangenverklaring
- Lennie Derde, belangenverklaring
- Eddy van Doorslaer, belangenverklaring
- Sanneke Kuipers, belangenverklaring
- Jan Vandenbroucke, belangenverklaring
- Julia Weert, belangenverklaring