/publicaties/bestaanszekerheid-van-kunstenaars
Een aantal kunstenaars drukt zich gezamenlijk uit over het atelierbeleid van de Gemeente Amsterdam, waarbij kunstenaars tot maximaal 10 jaar een werkplek mogen huren. Zij roepen de Gemeente op om hiervan af te zien.
Atelierbeleid 2023 - 20
Bestaanszekerheid! Bij de parlementsverkiezingen op 22 november 2023 waren niet het klimaat, de oorlogen of de florerende economie het centrale thema, maar bestaanszekerheid. Voor een groeiend aantal mensen zijn de primaire levensvoorwaarden onbereikbaar, een ondergrens die daarom niet in euro’s wordt aangeduid maar met een existentiële term: bestaan. Politieke partijen bieden tegen elkaar op om daar iets aan te doen met maatregelen als het afschaffen van de BTW op de boodschappen, het afschaffen van het eigen risico in de zorg, betere woongelegenheid, verlaging van sociale huur en verhoging van het minimumloon. De worst die een verbitterd electoraat werd voorgehouden bestaat uit niets minder dan de garantie op te mogen zijn. De politieman, de onderwijzer, de loodgieter en de wijkverpleger gaan het allen beter krijgen. Terwijl NSC en VVD scherp op een ordentelijke financiering daarvan toezien, staat de PVV straks aan het roer van een kabinet die dit alles gaat realiseren.
Tegelijk heeft deze PVV niets op met kunst en cultuur. Het PVV-verkiezingsprogramma meldt zelfs dat subsidies op kunst en cultuur moeten worden afgeschaft. Dat is opmerkelijk. Het mag zo zijn dat de doorsnee PVV-er ouderenzorg of xenofobie belangrijker vindt dan kunst en geen boodschap heeft aan beeldende kunst, literatuur, theater, muziek of ballet - ieder zijn eigen smaak. Maar het is vreemd dat waar het cultuur betreft de politieke retoriek zich altijd richt op het product, de kunst, niet op de mensen die die producten maken? Alsof de cultuursector niet uit werkende mensen bestaat, laat staan dat die ook recht hebben op bestaanszekerheid. In 2011 zagen we VVD-er Halbe Zijlstra hetzelfde doen, die de cultuursector elitair vond en mores leerde. Bij elk banenverlies slaat de angst meteen om het blauwe VVD-hart, maar in de cultuursector maakt het hen stoïcijns. Nu Nederland zucht onder een veel te grote veestapel verdwijnt er geen boer zonder onderhandeling, oprechte excuses en nette compensatie. Bij cultuur is dat geen punt; een kunstenaarspraktijk mag worden geëlimineerd al naargelang de winderigheid van politici.
Hoe komt het toch dat de kunstsector zo’n unieke positie heeft? Je kunt je niet voorstellen dat de Partij voor de Dieren naar believen de Keurslager sluit of dat de SGP alle ongelovigen naar de hel van de voedselbank verdoemt. Het is een soort voorkeursbestrijding die bij kunst en cultuur echter met het grootste gemak wordt toegepast. De crux is natuurlijk dat de cultuursector wordt gesubsidieerd, wat als stigma aan ze zit vastgeplakt. Omdat het economisch geen goed verdienmodel kent besloot de Rutte politiek dat kunst en cultuur geen bijdrage meer doen aan de rijkdom van dit land. De overheid heeft geen kunst meer nodig, de kunst de overheid wel. Electoraal kwam het ook goed van pas om kunstenaars als subsidieslurpers te framen, een beeld dat vandaag de dag door de PVV graag wordt uitgedragen. Welke hardwerkende Nederlander wil nu dat belasting op zijn zuurverdiende centen wordt verspild als gratis geld voor een sector die de eigen broek niet kan ophouden. Erger is dat dit beeld ook is ingesleten bij partijen die de kunst een goed hart toedragen. Ook zij zien subsidie op kunst als een surplus, een genereus extraatje van de overheid - staatsfilantropie. Politici marchanderen daarom graag met deze sector. De subsidiering legitimeert politici naar eigen smaak met de sector te rommelen. “In alle broedplaatsen waar ik kom – van de Kazerne Reigersbos in Zuidoost tot ACTA in Nieuw-West - zie ik kunstenaars met passie en talent aan het werk. Van theater tot keramiek, ontwerp, beeldende kunst en muziek. Overal wordt werk gemaakt wat ontroert, uitdaagt, aanzet tot nadenken en samenbrengt. Werk wat mij en vele Amsterdammers raakt of vormt. En werk dat Amsterdam maakt tot de culturele en creatieve stad die het is.” schrijft wethouder Kunst en Cultuur Touria Meliani in het nieuwe atelier- en broedplaatsenbeleid 2023-2026.
De opgewekte toon verraad meteen het beroepsmatige dedain. Over geen andere bedrijfssector zou zo worden gesproken. Zij spreekt niet over bestaanszekerheid van mensen met een vak, een baan en bedrijfsruimte, maar over gezellige creativiteit die Amsterdam zo leuk maakt. De wethouder zet in op meer ruimte voor jonge makers en diversiteit, en atelierpanden en broedplaatsen die ingebed zijn in de buurt. Uiteraard zijn dat aansprekende plannen die op ieders sympathie kunnen rekenen. Toch dringt zich ook de vergelijking op met de verkiezingsbeloften van november. Al lezend door de ambitieuze nota rijst de vraag hoe Amsterdam haar belofte om meer ruimte te gaan realiseren gestand doet; het is te mooi om te veronderstellen dat ze daar fors de portemonnee voor zal gaan trekken. En ja, achter in de nota wordt onthuld dat het niet haalbaar is om voor elke kunstenaar een plek te maken zodat de gemeente zich genoodzaakt ziet een doorstromingsregeling in te stellen. De vorm daarvan wordt niet uiteengezet. Doorstromen waarnaartoe? Bestaan er doorstroomwerkateliers. Nee, doorstromen betekent: wegwezen. Oprotten, verhuld in een misleidend eufemisme, iedereen weet dat van doorstromen in Amsterdam geen sprake is. De term ballingschap zou wat minder laf zijn. Kunstenaars mogen een werkplek van de gemeente Amsterdam huren voor maximaal 10 jaar. In 2026 zullen, aldus de nota, de eerste huurders de gevolgen van dit beleid gaan merken en gedwongen hun werkplek moeten opgeven. Waar dit beleid op is gebaseerd? Bij navraag blijkt dat er geen cijfermatige onderbouwing bestaat en de ingevoerde tien jaar-termijn niet is gebaseerd op de bedrijfsvoering van kunstenaars, maar simpel voortkomt uit de praktijk van contracten in het vastgoed. Stel je voor dat de gemeente zomaar de groenteboer sommeert zijn winkel af te staan aan een veelbelovende startup omdat hij er nu wel lang genoeg gezeten heeft. In de cultuursector mag het allemaal, naar eigen smaak en voorkeur. Want, zo de wethouder schrijft: “Dit maakt dat Amsterdam tot de culturele en creatieve stad die het is”. Over de toekomst van de groenteboer verder geen woord.
De gemeente zegt zich wel te realiseren dat een gedwongen vertrek uit een atelier grote impact heeft op de carrière van de kunstenaars, maar niet dat dit beleid tendentieus is en een grote weerslag zal hebben op de stad zelf. Concreet betekent dit beleid dat kunstenaars zich niet meer kunnen vestigen in Amsterdam en in Amsterdam gevestigde kunstenaars de stad moeten verlaten. De gemeente lijkt over het hoofd te zien dat indien een vestigingsklimaat voor kunstenaars wordt ingeruild voor een expatregeling daarmee de cultuur in de stad navenant verandert. Alsof kunstenaars nomaden zijn die met koffer en laptop de wereld over trekken om steden op te vrolijken. Nee, kunstenaars gaan Amsterdam beschouwen als tijdelijke residentie, en zich elders vestigen om hun bedrijf op te bouwen en carrière te maken. Amsterdam kiest met dit beleid voor vernietiging van cultureel kapitaal. Dit is daarom een oproep aan de gemeente Amsterdam hiervan af te zien, en zich ervan te vergewissen dat culturele stedelijk dynamiek ontstaat door een artistieke sector die niet alleen te gast is maar zich voegt in haar weefsel.
Okay, kunstsubsidie, gratis geld en speeltje van politici, is er primair om mooie dingen mee te maken, niet om makers te onderhouden. Maar dat politici die bestaanszekerheid scherp in het vizier hebben helemaal niet zien dat deze sector bestaat uit echte mensen met een baan en een plek is zorgwekkend. Het gros van de kunstenaars heeft nauwelijks inkomen, geen werkloosheidsverzekering, krijgt geen hypotheek, is niet in staat een pensioen op te bouwen. Alle touwtjes worden aan elkaar geknoopt om dit werk te kunnen doen. Deze sector draait goeddeels op basis van liefde voor het vak en onderbetaling. Scholen, universiteiten, academies, musea, kunstinstellingen, bedrijven en particulieren doen continu beroep op allerlei soorten kunstenaars, ten bate van culturele uitwisseling, maar vrijwel altijd zonder budget. Hier is geen sprake van marktconformiteit, maar 100 euro of een fles wijn voor een workshop, een lezing of een voordracht. Caroline van der Plas stelde enige tijd geleden nog voor om een kunstwerk bij de tweede kamer te plaatsen, waarvoor volgens haar genoeg kunstenaars te vinden waren die het gratis zouden willen maken. De Sociaal Economische Raad schrijft: "De waarde die de sector creëert, komt lang niet altijd bij de makers terecht." Zij houdt een economie draaiende die niet op overheidsbegrotingen voorkomt. Als dat wel het geval was zou blijken dat Nederland door zijn kunstenaars wordt gesubsidieerd, niet andersom. Het is een verdienmodel dat iedere stad zou moeten koesteren en Amsterdam niet zou moeten willen verbannen.
9 april 2024. Hans van Houwelingen, Adriaan van Dis, Aernout Mik, Adelheid Roosen en Gijs Scholten van Aschat.
Hans van Houwelingen is kunstenaar en lid van de Akademie Van Kunsten.
Adriaan van Dis is schrijver en lid van de Akademie van Kunsten.
Aernout Mik is beeldend kunstenaar en lid van de Akademie van Kunsten.
Adelheid Roosen is theatermaker en lid van de Akademie van Kunsten.
Gijs Scholten van Aschat is acteur en lid van de Akademie van Kunsten.